zoeven werkw. Uitspraak: [ ˈzuvə(n) ] Afbreekpatroon: zo·even Vervoegingen: zoefde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezoefd (volt.deelw.) snel en met een suizend geluid langs iets of iemand heen rijden of vliegen Voorbeelden: 'De vliegende schotel zoefde over mijn hoofd.' , 'De auto’s zoeven voorbij.' Synoniem: suizen Synoniemen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zoeven