1.plassen in het water Voorbeeld: ‘De koeien waadden en zwadderden in de zompige bodem; door de overspoelde meersgrond, naar de hoogvlakte’ 2.waggelen Voorbeeld: ‘De boer bond het zwijn vast bij de achterpoot en 't beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst, 't stak de snuit omhoog en snorkte’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0026.php