de zwerver zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈzwɛrvər ] Afbreekpatroon: zwer·ver Verbuigingen: zwervers (meerv.) de zwerfster zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈzwɛrfstər ] Afbreekpatroon: zwer·ver Verbuigingen: zwerfsters (meerv.) iemand die geen vast woonadres heeft Voorbeeld: 'Bij het station zijn vaak zwervers aan het bedelen.' Synonieme...
1) Armoedig persoon 2) Beatnik 3) Bedelman 4) Berooid persoon 5) Bewoner 6) Bewoner in de openbare ruimte 7) Bohemien 8) Broeier (volkstaal) 9) Clochard 10) Dakloze 11) Dalver 12) Dolaard 13) Doler 14) Fokker 15) Haveloos persoon 16) Hobo 17) Iemand die geen vast verblijf heeft 18) Iemand die veel tekort komt 1) Artiest 2) Bedelaar 3) Bohemién 4) Broeier 5) Buitenloper 6) Clochard 7) Dakloze 8) Dalver 9) Dolaard 10) Doler 11) Dwaler 12) Gasser 13) Hobo 14) Kalis 15) Kluivenduiker 16) Landloper 17) Nomade 18) Rambler 19) Sluipend 20) Swiebertje 21) Thuisloze 22) Tramp 23) Trekker 24) Vagant 25) Vagebond 
iemand die rondloopt en geen plaats heeft om te wonen vb: er lagen drie zwervers in het park te slapen
een soort die hier onregelmatig wordt waargenomen als gevolg van zwerfgedrag vanuit veraf gelegen leefgebieden (zie ook trekvlinder)
•iemand die geen vast verblijf heeft; landloper.
(Bargoens, 1914) gestolen parapluie
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
[Bargoens, boeventaal] gestolen parapluie.
Imago dat zich buiten zijn normale verspreidingsgebied bevindt, of op grote afstand van het water waaruit het is uitgeslopen