Begrippenlijst nationaal inkomen en nationale rekeningen

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Economie en financiën > nationaal inkomen en nationale rekeningen
Datum & Land: 15/02/2007, NL
Woorden: 85


abstract kapitaal
betreft geld of vermogen. Men spreekt dan ook wel over geldkapitaal, in tegenstelling tot reëel kapitaal.

accijns
is een (kost)prijsverhogende belasting. Het is een instrument van de overheid om de consumptie af te remmen; bijvoorbeeld: het accijns op alcohol, tabak en benzine.Dit zijn de zognaamde demerit goods; zie begrippen L.9

afschrijvingen
zijn op geld gewaardeerde waardeverminderingen van de vaste kapitaalgoederen. Macro economisch zijn de afschrijvingen gelijk aan de vervangingsinvesteringen. Bij het afschrijven gaat het de economische levensduur van het kapitaalgoed. Jaarlijks wordt een bedrag gereserveerd om na zekere tijd een vast kapitaalgoed te kunnen vervangen. In bepaalde gevallen (in de praktijk) kan ook worden afgeschreven op vlottende kapitaalgoederen, wanneer deze als handelsvoorraad zelfs niet meer tegen de kostprijs verkocht kunnen worden.

arbeidsinkomensquote
is de loonsom plus het gewaardeerd loon van de zelfstandigen als percentage van de netto toegevoegde waarde van de bedrijven.

basisjaar
is de grondslag bij de berekening van indexcijfers. Een grootheid wordt in het basisjaar op 100 gesteld. Doordat de koopgewoonten veranderen (o.a. door welvaartsstijging en introductie van nieuwe producten) veranderen de wegingsfactoren. Wanneer de afwijking te groot wordt, kiest men een nieuw basisjaar. Men spreekt van verlegging van het basisjaar.

besparingen
is dat gedeelte van het nationaal inkomen dat niet voor consumptie of belasting is aangewend.

bestedingenmethode
is een manier om het nationaal inkomen te berekenen. Men kijkt dan naar de batenkant van de ondernemenigen, waar de bestedingen van de gezinnen bij de ondenemingen staan vermeld. In feite wordt dan gebruik gemaakt van de identiteit Y = C + I + O + E - M.

binnenlandsproduct
zie bruto binnenlandsproduct.

bruto binnenlandsproduct (BBP)
is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in het binnenland van een land in een jaar tijd.Uit het binnenlandsproduct is het nationaalproduct te berekenen door bijtelling van het saldo ontvangen en betaalde primaire inkomens van en aan het buitenland. Zie ook het bruto nationaal product.

bruto investeringen
zijn alle kapitaalgoederen, die door de productiehuishouding in een jaar zijn aangekocht. De aankopen door een producent zijn per definitie investeringen.

bruto nationaal product (BNP)
is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Als overheidsproductie neemt men de ambtenarensalarissen.Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland. Het bruto nationaal produkt is gelijk aan de som van het netto nationaal produkt (NNP) en de nationale afschrijvingen. IN formule vorm: BNP = NNP + Nat. Afschrijvingen. Men onderscheidt ook weer BNP tegen marktprijzen en tegen factorkosten

bruto toegevoegde waarde
is de marktwaarde van de productie (= omzet) minus de kosten van de grond- en hulpstoffen en de diensten van derden. Zie ook netto toegevoegde waarde.

categoriale inkomensverdeling
is de verdeling van het nationaal inkomen over de productiefactoren. Het betreft dus de verhouding loon-, interest-, pacht- en winstsom.

consumentenprijsindex
geeft de stijging aan van een pakket goederen en diensten door een modaal gezin gekocht in het basisjaar. Het is een samengesteld en gewogen indexcijfer, omdat het uit zeer veel verschilldende goederen bestaat, en elk product meetelt naar relatieve belangrijkheid. Het samengesteld gewogen prijsindexcijfer wordt berekend door alle partiële indexcijfers te vermenigvuldigen met hun wegingsfactoren en daarna al deze uitkomsten (producten) te sommeren (= optellen). In oude litaratuur komt men het begrip consumentenprijsindex tegen als het `prijsindecijfer van de gezinsconsumptie`.

definitievergelijking
is een identiteit.

defleren
is het corrigeren van een grootheid voor de prijsverandering (meestal prijsstijging). Hierbij wordt de nominale grootheid gedeeld door het prijsindexcijfer (en met honderd vermenigvuldigd). Na defleren is de nominale grootheid een reële grootheid geworden.

diensten van derden
diensten die niet door het eigen personeel zijn uitgevoerd, maar door andere bedrijven.Voorbeelden: diensten van transportbedrijven, schoonmaakbedrijven, glazenwasser, adviesbureau`s etc..

economische kringloop(schema)
geeft schematisch de transacties weer tussen de verschillende sectoren. In het kringloop- schema onderscheidt men een goederen- en een geldstroom. Meestal wordt alleen de geldstroom getekend. Het kringloop idee is afkomstig van François Quesnay.

economische levensduur
is de tijd dat een ondernemer gelet op zijn concurrenten rendabel kan produceren met het kapitaalgoed.

economische slijtage
waardevemindering van kapitaalgoederen door veroudering, omdat de nieuwe generatie kapitaalgoederen efficiënter (productiever) zijn. Dit wordt veroozaakt door het voortschrijden van de technologie.

ex ante
betekent voorgenomen (of van plan zijn). Als voorbeeld komt dit goed tot uitdrukking in de effectieve vraag (C + I + O + E - M) ex ante. Dit zijn de bestedingsplannen van alle besteders (met een mooi woord: economische subjecten). Als de bestedingsplannen uit kunnen komen is het nationaal inkomen gelijk aan de effectieve vraag. Er is dan sprake van inkomensevenwicht. In een gesloten model zonder overheid hoeft dus ex ante S niet gelijk te zijn aan ex ante I. Maar ex post geldt I = S. Anders gezegd: I = S is ex ante een evenwichtsvoorwaarde, maar ex post een identiteit.

ex post
betekent achteraf ( of gerealiseerd). Zie ook ex ante.

factorkosten
betekent dat een grootheid (meestal het nationaal inkomen) bepaald is tegen de prijzen van de productiefactoren. Zie ook marktprijzen.

geaggregeerde grootheid
is samengesteld (samengevoegd- opgeteld) uit tal van andere grootheden. Bijvoorbeeld het nationaal inkomen dat bestaat uit de som van loon, interest, pacht en winst.

gesloten economie
is een economie (economisch model) zonder transacties met het buitenland. De drie macro-economische identiteiten voor en gesloten model zonder overheid zijn: Y = C + S, NNP = C + I; Y = NNP . Een vierde identiteit is hier uit af te leiden: I = S (ex post).

gewaardeerd loon
is een fictief (=denkbeeldig) deel van het (winst)inkomen van zelfstandigen, dat als arbeidsinkomen wordt gerekend, omdat zelfstandigen meestal ook zelf arbeid verrichten in hun ondernemening. Anders gezegd: Het inkomen van zelfstandigen kan men verdelen in een loon gedeelte en een winst gedeelte. (Voor de fiscus is er geen verschil!)

identiteit
is een gelijkheid die altijd (per definitie) waar is. Een identiteit wordt daarom ook wel een definitievergelijking genoemd. Voorbeelden van identiteiten zijn: Y= C + S + B; Y= NNP; NNP= C + I + O + E - M . Dit zijn de drie macro-economische identiteiten, waaruit nog een vierde is af te leiden: ((S - I) + (B - O) = (E - M) ) ex post. Hieruit blijkt dat (E - M) gelijk is aan het nationale spaarsaldo.

indexcijfer
verhoudingsgetal waarmee een grootheid ten opzicht van het basisjaar wordt vergeleken.

indirecte belastingen
zijn belastingen die worden geheven op het moment van besteden, zoals de BTW. Omdat de ondernemer deze heffingen wil afwentelen heeft dit (kost)prijsverhogende werking.Deze belastingen woren ook wel kostprijsverhogende belastingen genoemd.

interest
is de beloning voor de productiefactor kapitaal.

investeren
is het aanschaffen van (kapitaal)goederen door de producent. Deze investeringen kunnen plaatsvinden ter vervanging van economisch versleten kapitaal en voor uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad. Zie ook bruto-investeringen. en netto-investeringen. Daarnaast onderscheidt men nog breedte- en diepte-investeringen op basis van productiviteit stijging

kapitaalgoederen
zijn alle goederen die door een producent zijn aangekocht. Deze behoren dus tot de productiefactor kapitaal. Men spreekt ook wel van reëel kapitaal (in tegenstelling tot geldkapitaal) omdat ze ingezet worden om er weer kapitaal en consumptiegoederen mee te produceren. Men onderscheidt vaste en vlottende kapitaalgoederen.

kosten
zijn alle op geld gewaardeerde offers die gebracht zijn bij de productie. Bijvoorbeeld: grondstofkosten, afschrijvingskosten, vermogenskosten, loonkosten etc.

kostprijsverhogende belastingen
zijn belastingen die (kost)prijsverhogend werken, omdat de ondernemer deze belastingen probeert af te wentelen, zoals de omzetbelasting (BTW) en accijnzen. Formeel gesproken is de BTW niet kostprijsverhogend maar eindprijsverhogend, omdat de ondernemer de door hem betaalde BTW mag aftrekken (terugvorderen) van de bij de koper in rekening gebrachte BTW. Alleen het meerdere draagt de ondernemer af. De kostprijsverhogende belastingen behoren tot de indirecte belastingen, omdat de belasting niet geheven wordt over inkomen, maar op het moment van transactie. Samengevat betekent het dat per saldo een percentage belasting over de bruto toegevoegde waarde wordt geheven, die de ondernemer probeert af te wentelen op de afnemer. Uiteindelijk betaalt de consument de BTW.

kringloop
is een schematische weergave van de goederen en-of geldstroom tussen de economische sectoren (gezinnen, ondernemingen, overheid en buitenland). Zie ook economishe kringloop.

levensduur van een kapitaalgoed.
is de tijd dat met een kapitaalgoed geproduceerd kan worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in economische en in technische levensduur.

loon
is de beloning voor de productiefactor arbeid

loonquote
hiermee wordt meestal de totale loonsom (werknemers + ambtenaren) bedoeld als percentage van het nationaal inkomen (tegen factorkosten).

loonsom
is het totaal van alle (jaar)lonen van alle werknemers in een land.

macro-economie
is dat deel van de economische wetenschap dat de samenhang bestudeert tussen de zogenaamde geaggregeerde economische grootheden.

marktprijzen
betekent dat een grootheid (meestal het nationaal inkomen) bepaald is tegen de prijzen zoals die op de markten voorkomen. Hierin zit de prijsverhogende werking van de indirecte belastingen (prijsverhogende belastingen) en de invloed van de prijsverlagende subsidies. In formulevorm: Ymp = Yfk + (indirecte belastingen - prijsverlagende subsidies)

marktwaarde
is gelijk aan de omzet van een product gedurende een periode van een jaar, inclusief de invloed van de indirecte belastingen en de prijsverlagende subsidies.

nationaal inkomen
is de som van al het verdiende inkomen in een land in een jaar tijd. Het is de som van loon, interest, pacht en winst. Tenzij anders vermeld betreft het meestal netto tegen factorkosten. Het (netto) nationaal inkomen is altijd gelijk aan het netto nationaal produkt. Dit is een identiteit (= een gelijkheid die altijd waar is). Als methode van meten onderscheidt men de objectieve en subjectieve methode.

nationaal product
is de som van alle toegevoegde waarde in een land in een jaar tijd voortgebracht. De toegevoegde waarde is te verdelen in loon, interest, pacht en winst. De som van loon, interest, pacht en winst is weer het nationaal inkomen. Daarom is het nationaal product altijd gelijk aan het nationaal inkomen. Zo`n gelijkheid die altijd opgaat wordt een identiteit genoemd. Men onderscheidt het bruto en netto nationaal product.

nationaal spaarsaldo
is het saldo wat resteert, wanneer men het particuliere spaarsaldo verrekent met het overheidssaldo. In formulevorm: (S-I) + (B-O) .Dit saldo is (ex post) gelijk aan het uitvoersaldo (E-M). Zie ook identiteit.

nationale rekeningen
geven de economische transacties weer tussen de sectoren in boekhoudkundige vorm.

netto toegevoegde waarde
is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde minus de afschrijvingen. De netto toegevoegde waarde (tegen factorkosten) is gelijk aan de som van loon, interest, pacht en winst)

netto investeringen
zijn de investeringen die de kapitaalgoederenvoorraad in een land doen toenemen. De netto investeringen zijn te bereken door van de bruto investeringen de afschrijvingen af te trekken. De netto investeringen bestaan uit de uitbreidingsinvesteringen plus de voorraadveranderingen.

netto nationaal product
is gelijk aan het bruto nationaal product minus de afschrijvingen

nominaal nationaal inkomen
is het nationaal inkomen in geld (guldens) uitgedrukt, waarbij geen rekening is gehouden met de inflatie. Men spreekt ook wel van nationaal inkomen in lopende prijzen. Dit in tegenstelling tot het nationaal inkomen in constante prijzen..

objectieve methode
houdt in dat het nationaal product bepaald is door middel van het optellen van de toegevoegde waarde, de productiewaarde van een land in een jaar tijd.

omzet
is de totale opbrengst van een product gedurende een bepaalde periode. In formulevorm: .. TO = p.q.

onderlinge leveranties
in de Nationale Rekeningen vallen de onderlinge leveranties weg, omdat deze zowel aan de lasten-, als aan de batenkant (zouden kunnen) worden geboekt. Daarom worden deze weggelaten.

open economie
is en economie(model) met een sector buitenland. Met open economie kan ook bedoeld worden dat het land intensieve handelsrelaties heeft met het buitenland.

overheidsbestedingen
betreft dat gedeelte van de overheidsuitgaven dat de overheid zelf besteed. Deze uitgaven worden ook wel de reële uitgaven genoemd, omdat het overige deel bestaat uit overdrachtsuitgaven..De overheidsbestedingen zijn te verdelen in overheidsinvesteringen en overheidsconsumptie.

overheidsconsumptie
betreft de uitgaven voor vlottende zaken, bijvoorbeeld de ambtenarensalarissen, verwarming en elektriciteit van de overheidsgebouwen, telefoonrekening, schrijfbehoeften, etc.

overheidsinvesteringen
betreft de aanschaf van vaste kapitaalgoederen door de overheid, zoals voor spoorlijnen, wegen, bruggen, gebouwen en dijken.

overheidsproductie
wordt (om praktische redenen) per definitie gelijkgesteld aan de totale salarispost van het overheidspersoneel. Immers de meeste overheidsproducten kunnen niet via de markt worden geleverd. Denk hierbij aan de zogenaamde collectieve en quasi-collectieve goederen.

overheidsuitgaven
bestaan uit de overheidsbestedingen en de overdrachtsuitgaven.

pacht
is de beloning voor de productiefactor natuur.

partiële (prijs)indexcijfer
is het indexcijfer van één product of van een groep producten. Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is opgebouwd uit verschillende partiële indexcijfers.

percentage
is het `zoveel`honderdste gedeelte van iets. Een gebruikelijke manier van berekenen is: ((nieuwe waarde - oude waarde) : oude waarde) x 100%. Of zoals veel leerlingen als ezelsbruggetje gebruiken: nieuw min oud, gedeeld door oud, maal 100%.

primaire inkomens
zijn de inkomens die men ontvangt als beloning voor het ter beschikkingstellen van de productiefactoren. Concreet betekent dat loon, interest, pacht en winst.

procentenberekening
zie percentage

reëel kapitaal
betreft de productiefactor kapitaal. Zie kapitaalgoederen.

reëel nationaal inkomen
is het nationaal inkomen gecorrigeerd voor de inflatie. Deze correctie (vermindering) wordt defleren genoemd. Het reële nationaal inkomen wordt ook wel nationaal inkomen in `constante prijzen` genoemd. Dit in tegenstelling tot het nationaal inkomen in lopende prijzen.

sectoren
men onderscheidt in de macro economie in het algemeen de volgende sectoren:.. gezinnen, bedrijven, overheid, buitenland en een financiële sector.

spaarquote
is het gedeelte van het nationaal inkomen dat wordt gespaard. Zie begrippen L3. marginale spaarquote.

sparen
is (per definitie) afzien van consumptie. Dit heeft tot gevolg dat men productiefactoren vrijmaakt, waardoor nieuwe kapitaalgoederen gemaakt (zouden kunnen) worden. Zie ook het begrip omwegproductie. Daarom spaart men ook als men `geld in het water gooit` (ik zou het er zo weer uitvissen!), omdat men afziet van consumptie en productiefactoren vrij maakt, die bijvoorbeeld investeringsgoederen kunnen maken.

staat van middelen en bestedingen
geeft de som (en de samenstelling) van het nationaal inkomen en de invoer aan de linkerkant van de staat, en de som van de totale bestedingen (gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland) aan de rechterkant. Het principe van deze staat is af te leiden uit de identiteit. Y = C + I + O + E - M .. => Y + M = C + I + O + E ; Deze staat wordt ook wel de confrontatie van middelen en bestedingen genoemd.

subjectieve methode
houdt in dat het nationaal inkomen bepaald is door middel van het optellen van alle inkomens in een land in een jaar tijd; dus de loonsom, de interestsom, de pachtsom en de winstsom.

subsidie
is een door de overheid verstrekte inkomens- of (geld)kapitaaloverdracht aan gezinnen of ondernemingen. Het is een onderdeel van de overdrachtsuitgaven van de overheid.

technische levensduur
is de tijd dat een kapitaalgoed meegaat tot deze versleten is.

toegevoegde waarde
is de marktwaarde van de productie minus de grond- en hulpstoffen en de de diensten van derden. Men onderscheidt de netto en bruto toegevoegde waarde.

uitbreidingsinvesteringen
zijn de investeringen die de vaste kapitaalgoederenvoorraad doen toenemen. Deze zijn te berekenen door van de vaste kapitaalgoederen de vervangingsinvesteringen af te trekken.

vast kapitaal
zijn kapitaalgoederen die meerdere productieprocessen meegaan. Op vaste kapitaalgoederen wordt meerdere jaren afgeschreven. De som van de vervangingsinvesteringen en de uitbreidingsinvesteringen vormen samen het vaste kapitaal.

vervanginsinvesteringen
zijn die investeringen, die de omvang van de kapitaalgoederenvoorraad op peil houden. De aangekochte kapitaalgoederen vervangen de economisch verouderde kapitaalgoederen. Macro-economisch zijn de vervangingsinvesteringen gelijk aan de (nationale)afschrijvingen.

vlottend kapitaal
zijn kapitaalgoederen die één productieperiode meegaan. In feite gaan ze in het productieproces op c.q. verloren. Vlottend kapitaal betreft de voorraadmutatie in de Nationale Rekeningen.

voorraadmutatie
is de verandering (toe- of afname) van de omvang van de voorraden (= vlottend kapitaal) gedurende een bepaalde periode. De voorraadmutatie is een onderdeel van de netto-investeringen. De uitbreidingsinvesteringen plus de voorraadmutatie vormen samen de netto-investeringen.

voorraden
kunnen bestaan uit grondstoffen, halffabricaten en gereed product. Zie vlottend kapitaal.

waarde overheidsproductie
omdat het overheidsproduct niet via de markt wordt (kan worden) geleverd, neemt men als overheidsproductie (netto toegevoegde waarde) gemakshalve de ambtenarensalarissen.

wegingsfactor
geeft de relatieve belangrijkheid aan van een goed in een (standaard)pakket goederen in het basisjaar. Een wegingsfactor van een bepaald goed in het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie geeft aan welk deel van het inkomen een modaal gezin aan dat goed uitgeeft.

winst
kan gezien worden als de beloning voor de ondernemersactiviteit of het ondernemersrisico. Het is het verschil tussen de opbrengsten en kosten in een bepaalde periode.

winstmarge
is het verschil tussen de verkoopprijs van een product en de kostprijs.

zelfstandigen
zijn personen die niet in loondienst zijn maar een eigen bedrijf voeren.