Digischool Begrippenlijst `Landschap`

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Landschap
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 327


offensieve bedijking
Het bedijken van kwelders met als hoofddoel landaanwinning.

open-field
Een landschap met grote open ruimten waarin je vaak van horizon tot horizon kunt kijken.

opgevaren grond
Sloot en meerbagger die op veengrond wordt gegooid waardoor het geschikt wordt voor de tuinbouw. O.a. bij Broek op Langedijk en bij Aalsmeer.

opwas
Aangroei van land door sedimentatie op oudere (kwelder) afzettingen.

organogene processen
Processen waarbij organisch materiaal wordt gevormd, bijv. veen.

oud land
Onderdeel van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden dat bestaat uit oude kwelders of schorren. Vaak in later tijd weer weggeslagen.

oude zeeklei
Blauwgrijze zeeklei, zwaar, afgezet ongeveer 3000 voor Christus in West Nederland. Ook wel afzetting van Calais genoemd.

overslaggrond
Tijdens een dijkdoorbraak rondom een wiel afgezet zand en grind.

paraboolduin
Een paraboolvormig duin, waarvan de punten naar de richting van de wind wijzen.

perceel
Door sloot, weg of hek afgebakend stuk grond.

perceptie
De wijze waarop wij een subkjectief beeld vormen van een objectieve werkelijkheid zoals het landschap.

permafrost
Permanent bevroren ondergrond die in Nederland in de Weichsel-tijd voorkwam.

petgaten
De langgerekte stroken waar het veen werd uitgebaggerd, naast de ribben of legakkers waar het veen te drogen werd gelegd. Ook wel trekgaten genoemd.

pingo
Vorstheuvel, ontstaan doordat onder het aardoppervlak een ijskern ontstaat die geleidelijk aangroeit, en zo de aarde optilt. Resten hiervan zijn o.a. in Drente te zien.

pingoruïne
Restant van een vorstheuvel, ontstaan doordat onder het aardoppervlak een ijskern ontstaat die geleidelijk aangroeit, en zo de aarde optilt. Resten hiervan zijn o.a. in Drente te zien.

pionierplanten
De eerste planten die zich vestigen op een nieuw stuk duingrond of drooggevallen grond.

plaat
Uit zandig materiaal bestaand onbegroeid gebied in het waddengebied dat alleen bij eb droogvalt.

plateau
Een hoogvlakte met een vrijwel horizontale bovenzijde. Ze zijn meestal ontstaan door riviererosie en later omhoog gekomen.

plateau
Hooggelegen vlak gedeelte in het landschap. Ook wel hoogvlakte genoemd.

plateaudorp
Dorpstype in Zuid-Limburg, genoemd naar de ligging op een hoogvlakte. Van jongere datum dan de in het dal langs de beek-rivier gelegen daldorp.

pleistoceen
Geologisch tijdvak dat 2.500.000 jaar geleden begon en 10.000 jaar geleden eindigde. Kenmerkend voor deze periode is dat koude en warmere perioden elkaar afwisselden.

plooiingsgebergte
Gebergte waarvan de gesteentelagen plooien vertonen. Deze plooiingen ontstonden meestal door de werking van endogene krachten. Bijv. botsingen van twee continenten.

podzolgrond
Bodem met een loodgrijze uitspoelingslaag A2 en een donkergekleurde inspoelingslaag B2. Meestal van zeer matige kwaliteit.

poel
Moeras of plas.

polder
Een gebied omringd door dijken met een kunstmatige waterbeheersing.

preboreaal
Periode in het holoceen, van 8000 v. Chr. tot 7000 v. Chr., gekenmerkt door zeespiegelstijging.

productiefunctie
De rol die een gebied speelt als gelet wordt op de agrarische productie van grondstoffen en-of goederen.

puinwaaier
Sedimentpakket dat zich opbouwt in het gebied waar een rivier-stroom in een bekken terecht komt. In Nederland in het pre-glaciaal afgezet door o.a. Rijn en Maas.

puntelementen
Kleine geïsoleerde elementen in een landschap, bijv. een molen.

put
Plaats waar men turf graaft, kuil.

Pyreneeen
Een plooiingsgebergte op de grens van Spanje en Frankrijk.

rade
Middeleeuwse ontginningsnaam die duidt op het rooien van bos.

randstadgroenstructuur
Het geheel van samenhangende groene ruimtenn in de Randstad waar men de ruimtelijke kwaliteit wil verhogen. Hierbij gaat het om de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde.

recreatiedruk
De toename in de benutting van natuur en landschap in landelijke gebieden door recreatie.

regressie
Zeewaartse verschuiving van de kustlijn, die optreedt bij een zich terugtrekkende zee.

regulatiefunctie
De wijze waarop het natuurlijk milieu dient als opvangmogelijkheid van allerlei processen.

relatieve zeespiegelstijging
Het gecombineerde effect van de stijging van de zeespiegel en de daling van het land.

reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.

reliëfinversie
Algemene term voor omkering in hoogte. In zeekleilandschap komen met zand opgevulde kreekbeddingen uiteindelijk hoger te liggen dan de ernaast gelegen meer (veen) ingeklonken poelgronden.

reservaat
Een beschermd waardevol gebied.

reststroom
De verplaatsing van het zeewater langs de kust, gemeten over een langere periode. De wind is hierbij de beslissende kracht.

ribben
Hogere langgerekte stroken waar het uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd. Ook wel legakkers genoemd.

rijping
Bodemvorming in klei.

ringdijk
Dijk rondom een polder die als eerste werd aangelegd met behulp van materiaal dat afkomstig was van de aan de buitenzijde van deze dijk.

ringdorp
Oud dorpstype waarbij de bebouwing zich concentreerd rond een knooppunt van wegen en soms een kerk.

ringvaart
Kanaal rondom een polder of droogmakerij.

rivierduin
Duin langs rivieren of beken, dat is opgebouwd uit materiaal dat ten tijde van het Weichselien uit de versmallende rivierbediingen is gewaaid.

rivierterras
Een restant van een fluviatiele dalbodem, na insnijding door een rivier.

rooi
Middeleeuwse ontginningsnaam die duidt op het rooien van bos.

ruilverkaveling
Het ruilen van kavels door verschillende landeigenaren, en het aanpassen van het agrarisch landschap.

ruimtelijke kwaliteit
Een hoge gebruikswaarde voor meerdere functies, belevingswaarde voor bewoners en bezoekers en de waarde voor de toekomst.

saalien
IJstijd in het pleistoceen.

sandr
Smeltwaterafzetting uit het Saalien aan de voet van een stuwwal.

schaalvergroting
Ontwikkeling waarbij steeds grotere eenheden worden gevormd, o.a. in de landbouw door mechanisatie, intensivering en specialisatie.

schoorwal
Landtong die ontstaat door afzetting van zand in een bocht van de zee en op deze manier een inham geheel of gedeeltelijk afsluit. Deze inham wordt dan genoemd: etang, haf of lagune. Zie etang, hafkust en-of lagune.

schor
Buitendijks gebied langs de zeekust dat begroeid is met zoutminnende flora en dat alleen bij zeer hoge vloed overstroomt. Ook wel kwelder genoemd. De naam schor is vooral in Zuidwest-Nederland in gebruik.

schot
Beboste hoogte in moerasgebied.

sedimentatie
Afzetten van verplaatst verweringsmateriaal, door water, ijs of wind.

selnering
Turf afgraven voor de winning van zout. Dit gebeurde in gebieden waar het veen doordrenkt was van zout, o.a. in Friesland, West-Brabant en Zeeland. Ook wel moernering genoemd.

slenk
Een laaggelegen deel van de aarkorst dat langs een breuk naar beneden gegleden is. Dit gebied wordt langzamerhand opgevuld met erosie producten van rivieren, die er doorheen stromen.

slik
Uit zandig materiaal bestaand onbegroeid gebied in het waddengebied dat alleen bij eb droogvalt. Ook wel plaat genoemd. De naam slik wordt vooral gebruikt in Zuidwest-Nederland.

springvloed
Extra hoge vloed als gevolg van het samenvallen van de aantrekkingskracht van maan en zon.

stedelijke druk
De toename in de benutting van natuur en landschap in de landelijke gebieden door allerlei stedelijke gebieden.

stormvloed
Extreem hoge vloed als gevolg van het samenvallen van springvloed in combinatie met een stormachtige Noordwesten wind. Deze omstandigheid was de oorzaak van de watersnoodramp van 1953.

strandwal
In het Holoceen gevormde zandbank, evenwijdig aan de huidige kust, die bij normale getijden boven water uitstak. Hierop hebben zich de oude duinen gevormd.

streekdorp
Dorp met langgerekte bebouwing, ontstaan langs rivier, beek, dijk of kanaal. Ook wel lineaire bebouwing genoemd.

streekplan
Een door de provincie opgesteld plan waarin de toekomstige gewenste ontwikkelingen voor (een deel van) de provincie worden geschetst.

stroomrug
Relatief hooggelegen strook in een riviervlakte, bestaande uit een opgevulde verlaten rivierloop en de daarbij behorende oeverwallen.

structuurschets
Een door de overheid opgesteld plan waarin over bepaalde thema`s het beleid op langere termijn wordt aangegeven. Voorbeelden van thema`s: openluchtrecreatie, militaire oefenterreinen enz.

stuifzand
Door verdroging of ingrepen van de mens verstoven dekzand, waardoor een grillig reliëf kan ontstaan.

stuwwal
Door het landijs tijdens het saalien tot een heuvel opgedrukt materiaal. In Nederland aan te treffen ten noorden van de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen.

subatlanticum
Periode in het holoceen, van 700 v. Chr. tot heden, gekenmerkt door transgressie en afzetting van jonge zeeklei en vorming van jonge duinen.

subboreaal
Periode in het holoceen, van 3000 v. Chr. tot 700 v. Chr., gekenmerkt door verlanding van het waddengebied, vorming van kwelders, Hollandveen en en oude duinen.

taiga
Zone van naaldbossen tussen de 50° en 55° Noorderbreedte.

terp
Kunstmatig opgeworpen heuvel, toevluchtsoord bij hoge waterstanden. Ook bekend onder de naam ward, werd, wierde en hil.

terpdorp
Dorpstype in het zeekleigebied ontstaan op een kunstmatig opgeworpen heuvel. Ook bekend onder de naam warddorp, wierddorp of woerddorp (laatste benaming in het rivierengebied).

terrassen
Vlakliggende beddingrestanten van rivieren in Zuid-Limburg.

tertiair
Geologische periode van 65 miljoen tot 2,5 miljoen jaar geleden.

thermokarst(icing)
Een verschijnsel dat zorgt voor snelle veranderingen in de reliëfvorm van het oppervlak door het smelten van ijs in de bodem. Niet al het water kan in de poriën van het losse materiaal worden opgenomen, waardoor de bodem ontstabiel wordt.

toendra
Boomloze vlakte rondom de Noordpool, die het grootste deel van het jaar bevroren is.

toeristische complementariteit
Het elkaar aanvullen van klimaat, landschap, en cultuur, waardoor een gebied toeristisch aantrekkelijk is.

tongbekken
Door landijstongen uitgeschuurde laagte.

transgressie
Landwaartse verschuiving van de kustlijn t.g.v. zeespiegelstijging.

trekgaten
De langgerekte stroken waar het veen werd uitgebaggerd, naast de ribben of legakkers waar het veen te drogen werd gelegd. Ook wel petgaten genoemd.

tweede woning
Een woning die door de eigenaar in bepaalde perioden van het jaar wordt gebruikt.

uiterwaard
Strook land langs een rivier tussen zomerbedding en en rivierdijk, die bij hoge waterstand onder water loopt.

vaaggrond
Bodem waarbij de bodemvorming te kort duurde voor een goede horizontontwikkeling.

veen
Opeenhoping van dode planten resten tijdens moerasachtige omstandigheden.

vegetatiezones
Een vroeger bestaande indeling van vegetatietypen op basis van de binding van het klimaat als belangrijkste standplaatsfactor. De zones zijn door menselijke activiteiten grotendeels vervangen door cultuurland, waardoor het begrip eiegenlijk is achterhaald.

verdroging
Proces waarbij grote delen grond minder vocht krijgen door de kunstmatige verlaging van de grondwaterstand t.b.v. de landbouw (makkelijker te bewerken met zware machines).

verdronken hoogveen
Veen dat op basis van zijn ontstaanswijze hoogveen genoemd kan worden, maar dat door inklinking nu wat betreft hoogteligging tot het laagveen gerekend kan worden.

verkaveling
Manier waarop de cultuurgrond in stukken (kavels) is verdeeld. We onderscheiden moderne rationele verkaveling (grote rechthoekige eenheden), strookverkaveling (lang en smal, al dan niet met bebouwing op de kavel) en blokverkaveling (kleinere rechthoekige eenheden).

verlanding
Dichtgroeien van open water als gevolg van veenontwikkeling in ondiepe plassen.

verstedelijkt platteland
Het gedeelte van het landelijk gebied dat in toenemende mate beïnvloed wordt door de steden.

vervening
Het afgraven van hoogveen waardoor het huidige hoogveenlandschap ontstond, of het uitbaggeren van laagveen waardoor het huidige laagveenlandschap is ontstaan.

verwilderde rivier
Rivier met een wisselende bedding.

verwoestijning
Uitbreiding van de woestijn en-of het woestijnlandschap. De oorzaak ligt meestal bij de mens. Het verdwijnen van de planten en bomen waardoor een gebied steeds meer op een woestijn gaat lijken.

verzilting
Toename van het zoutgehalte in het oppervlaktewater, grondwater of in de bodem.

verzuring
Stijging van de zuurgraad in het milieu, o.a. door zure regen.

visueel landschap
Het landschap zoals we dat vanaf een bepaald punt waarnemen.