abrupt bijv.naamw. Uitspraak: [ ɑpˈrʏpt ] Afbreekpatroon: ab·rupt plotseling Voorbeelden: 'een abrupt einde' , 'een overleg abrupt opschorten' Synoniem: onverwacht Synoniemen: bruusk eensklaps ineens kortaf onverhoeds onverwacht onverwachts opeens plots plotseling plotsklaps schielijk geleidelijk (antoniem) 
1) Onsamenhangend 2) Plotseling afbrekend 3) Hortend 4) Eensklaps 5) Schielijk 6) Onvoorzien 7) Onverwachts 8) Onverwacht 9) Onvermoed 10) Onverhoeds 11) Plots 12) Kortaf 13) Plotseling afgebroken 14) Plotseling plaatshebbend 15) Ineens ophoudend 16) Ineens 17) Plotsklaps 18) Zonder aankondiging 19) Bruusk 
heel plotseling vb: hij draaide zich abrupt om
•plotseling. •plotseling.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] afgebroken, onsamenhangend.
plotseling plaatshebbend
Plotseling
(Engels) Afgeknot, plotselinge verandering in vorm of afmeting.
Engels:Abrupt plotseling
plotseling
kort afgebroken, opeens (toon de herkomst via de etymologiebank)