accommoderen werkw. Uitspraak: [ ɑkɔmo'derə(n) ] Afbreekpatroon: ac·com·mo·de·ren Vervoegingen: accommodeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geaccommodeerd (volt.deelw.) 1) (van je oog) zich aanpassen aan de afstand van waar je naar kijkt Voorbeeld: 'Als je woorden die op het schoolbord staan overschrijft, moeten je...
1) Zich aanpassen 2) Huisvesten 3) Een vergelijk treffen 4) Onderbrengen 5) In orde brengen 6) Huizen 7) Herbergen 8) Schikken 9) Aanpassen 
aanpassen
Let op: Spelling van 1858 te regt maken, in orde brengen; herbergen, onthalen; elkander verstaan, overeenkomen, een geschil bijleggen; zich schikken; ook kappen opmaken, het haar in orde brengen. Accommodement, Fr., de inrigting van een huis tot gemak; ook het treffen van een vergelijk. Accommodage, Fr....
aanpassen (toon de herkomst via de etymologiebank)
aanpassen
het vermogen om een ooglens platter en boller te maken