acteren werkw. Uitspraak: [ ɑk'terə(n) ] Afbreekpatroon: ac·te·ren Vervoegingen: acteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geacteerd (volt.deelw.) 1) een rol spelen in een toneelstuk Voorbeeld: 'Hij is pas op z'n vijfentwintigste begonnen met acteren' Synoniem: toneelspelen 2) in actie komen sport
1) Doen alsof 2) Een rol spelen 3) Een rol uitbeelden 4) Komediespelen 5) Optreden 6) Rol spelen 7) Spelen 8) Toneel spelen 9) Toneelspelen 1) Figureren 2) Noteren 3) Spelen 4) Toneelspelen 5) Verbeelden 
toneelspelen (toon de herkomst via de etymologiebank)
toneelspelen, zonder dat je ziet dat er toneel gespeeld wordt. Meestal door een acteur-actrice. zie ook de startpagina voor acteurs.
toneelspelen
Toneelspelen, zonder dat je ziet dat er toneel gespeeld wordt. Je speelt iemand anders dan jezelf.
Verwijst naar de uitvoerende kunsten die worden gekenmerkt door bewegingen, gebaren, gezichtsuitdrukkingen, gesproken teksten en intonaties die dienen om een fictief personage gestalte te geven op het toneel, in de film of op televisie. De acteerkunst is geen vorm van mimicry, exhibitionisme of imitatie, maar wordt gekenmerkt door de vaardigheid om...