de affiliatie zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ɑfili'ja(t)si ] Afbreekpatroon: af·fi·li·a·tie Verbuigingen: affiliaties (meerv.) 1) verbondenheid (met een organisatie of een persoon) Voorbeelden: 'een affiliatie met een overkoepelende organisatie' , 'affiliatief leiderschap' , 'Affiliatieve humor versterkt de onderlinge band en ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/affiliatie
Let op: Spelling van 1858 bij de oude Galliërs, de aanneming tot kind, bij de Roomsche geestelijken, de opneming in de gemeenschap eener orde. Affilieren, iemand als kind aannemen; ook eenen wereldlijken persoon in de gemeenschap eener orde opnemen, hem dezelve deelachtig maken, waaraan het regt verbon... Gevonden op http://www.dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/