afgunstig. - Voorbeeld: ‘Heel het dorp was haar een gruwel; in al die helderheid en met al die rijkdom was er niets te krijgen voor die van ver kwamen gedompeld, ze hielden het al afjongstig voor zichzelf’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php