uitdr.: Voorbeeld: ‘van iets (niet) afkunnen’: zich van iets (niet) kunnen ontdoen, inz. van de indruk. - Voorbeeld: ‘Met 't opkomen der maan kregen de puinen een nog fantastischer uitzicht. Het sloeg ons met verbazing, we konden er niet van af en liepen zonder spreken, onder de indruk van dat gruwelijk visioen’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php