
uitzieken werkw. Uitspraak: [ 'œytsikə(n) ] Afbreekpatroon: uit·zie·ken Vervoegingen: ziekte uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft, is uitgeziekt (volt.deelw.)
lang genoeg rusten zodat je weer beter wordt Voorbeeld: 'Als je griep hebt, dan zit er niets anders op dan uit te zieken.' 1 definitie...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/uitzieken
Geen exacte overeenkomst gevonden.