afruimen werkw. Uitspraak: [ 'ɑfrœymə(n) ] Afbreekpatroon: af·rui·men Vervoegingen: ruimde af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgeruimd (volt.deelw.) (de tafel) ontdoen van spullen, of (spullen op tafel) wegnemen Voorbeelden: 'na het eten de tafel afruimen' , 'de soepborden afruimen' Synoniemen: afdekken afnemen opruimen 2 defi... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afruimen