aftroggelen werkw. Uitspraak: [ 'ɑftrɔxələ(n) ] Afbreekpatroon: af·trog·ge·len Vervoegingen: troggelde af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgetroggeld (volt.deelw.) aan je laten geven door iemand die dat eigenlijk niet wilinformeel Voorbeeld: 'een oplichter die 1000 euro van me afgetroggeld heeft' Synoniem: afhand... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/aftroggelen