inpikken werkw. Uitspraak: [ 'ɪmpɪkə(n) ] Afbreekpatroon: in·pik·ken Vervoegingen: pikte in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingepikt (volt.deelw.) 1) pakken en meenemen informeel Voorbeelden: 'het mobieltje van je zus inpikken zonder dat ze het ziet' , 'klanten van de concurrent inpikken' Synoniem: wegnemen Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inpikken