schooien werkw. Uitspraak: [ 'sxojə(n) ] Afbreekpatroon: schooi·en Vervoegingen: schooide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geschooid (volt.deelw.) bedelen om geld of eten Voorbeeld: 'Elke keer als ik een appel eet, dan komt mijn hond schooien.' Synoniemen: bedelen Gevonden op https://woorden.org/woord/schooien
bedelen dringend of aanhoudend om iets vragen iets bedelen; iets aftroggelen al schooiende verzamelen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/schooien
na het uitzetten van de botsleepbeug dusdanig zeilen dat de ondersim van het net de kans krijgt zich in te graven. Peter Dorleijn , Van gaand en staand want, deel 3. Huizen, Uitg. Van Kampen & zn, 1982. Gevonden op https://www.binnenvaarttaal.nl/zoek.php?woord=schooien