afwachten werkw. Uitspraak: [ ˈɑfwɑxtə(n) ] Afbreekpatroon: af·wach·ten Vervoegingen: wachtte af (verl.tijd ) Vervoegingen: heeft afgewacht (volt.deelw.) op iets wachten of wachten tot iets gebeurt Voorbeelden: 'We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.' , 'afwachten of iets een succes wordt' , 'een afwachtende houding aannemen' ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afwachten