appelleren werkw. Uitspraak: [ ɑpɛ'lerə(n) ] Afbreekpatroon: ap·pel·le·ren Vervoegingen: appelleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geappelleerd (volt.deelw.) 1) in hoger beroep gaan juridisch Voorbeeld: 'appelleren tegen een voorlopige hechtenis' 2) (als speler) aandacht vragen van de scheidrec...
1) Aanspreken 2) Cassatie aantekenen 3) Een beroep doen op 4) In hoger beroep gaan 5) Protesteren 6) Speculeren op 
in hoger beroep gaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
in hoger beroep gaan.
aanspreken, ook: in hoger beroep gaan Voorbeeld: Hij appelleerde de scheids voor een overtreding.
een beroep doen op
in hoger beroep gaan