de assistent zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ɑsisˈtɛnt ] Afbreekpatroon: as·sis·tent Verbuigingen: assistenten (meerv.) de assistent - e zelfst.naamw. Uitspraak: [ ɑsisˈtɛnt - ə ] Afbreekpatroon: as·sis·tent Verbuigingen: assistenten, assistentes (meerv.) iemand die een ander helpt bij het werk Voorbeelden: 'tandartsassistente' ...
1) Amanuensis 2) Secondant 3) Hulpje 4) Medewerker 5) Hulp 6) Dokter in opleiding 7) Helper 8) Vleugeladjudant 9) Helper van een professor 10) Beroep 11) Toegevoegd persoon 
iemand die is aangesteld om een ander onder diens leiding te helpen bij zijn werkzaamheden; ook: het beroep of de functie van assistent man die een ander onder diens leiding helpt bij zijn werkzaamheden afgestudeerd arts in opleiding tot specialist mannelijke arts in opleiding tot specialist iemand die als wetenschappelijk personeelslid aan een uni...
helper
iemand die een ander bij zijn werk helpt vb: onze juf heeft tegenwoordig een assistent
helper
Een assistent is een helper en toeverlaat. [basiswoordenlijst groep 5]
Personen die ondergeschikt aan een ander functioneren of als ambtenaar in een ondergeschikte rol functioneren