broos bijv.naamw. Uitspraak: [ bros ] 1) dat makkelijk breekt Voorbeelden: 'broze botten' , 'een broze bejaarde' , 'een broos akkoord in de politiek' Synoniem: kwetsbaar 2) niet sterk Voorbeeld: 'een broze gezondheid' Synoniemen: : zwak, teer (II) Synoniemen: breekbaar bros delicaat fijn fijngevoelig fragiel frèle ...
1) Breekbaar 2) Zwak van constructie 3) Snel brekend 4) Toneellaars 5) Spakerig 6) Sprok 7) Week 8) Sprokkig 9) Niet bestand tegen ruwe bejegeningen 10) Mager 11) Schoeisel 12) Delicaat van structuur 13) Gevoelig voor breken 14) Gemakkelijk breekbaar 15) Licht breekbaar 16) Zwak 17) Fijn 18) Niet sterk 
breekbaar
breekbaar (toon de herkomst via de etymologiebank)
wat gemakkelijk stuk kan gaan vb: haar botten zijn erg broos geworden Synoniemen: teer breekbaar delicaat
•niet stevig.
breekbaartoneellaars, cothurn