I het zwak zelfst.naamw. Uitspraak: [ zwɑk ] een zwak hebben voor ((iemand of iets) aantrekkelijk of ontroerend vinden) II zwak bijv.naamw. Uitspraak: [ zwɑk ] met weinig kracht Voorbeelden: 'een zwakke tegenstander' , 'een zwak signaal opvangen' Antoniem: sterk Synoniem: slap Synoniemen: aanvechtbaar arm bleekjes breekbaar broos...
1) Aanvechtbaar 2) Arm 3) Armzalig 4) Asthenisch 5) Beschadigd 6) Betrokken 7) Bleek 8) Bleekjes 9) Breekbaar 10) Broos 11) Bros 12) Defect 13) Delicaat 14) Erbarmelijk 15) Faible 16) Flauw 17) Flauwtjes 18) Fragiel 19) Frèle 20) Futloos 21) Fijn 22) Fijngevoelig 23) Gammel 24) Gevoelig 25) Hulpeloos 1) Aanvechtbaar 2) Arm 3) Armzalig 4) Betrokken 5) Bleek 6) Bleekjes 7) Breekbaar 8) Broos 9) Bros 10) Deerlijk 11) Delicaat 12) Faible 13) Fijn 14) Fijngevoelig 15) Flauw 16) Flauwtjes 17) Fragiel 18) Frèle 19) Futloos 20) Gammel 21) Gebrekkig 22) Genegenheid 23) Gering van kracht 24) Gevoelig 25) Hulpeloos 
krachteloos (toon de herkomst via de etymologiebank)
klein tekort in iemands karakter vb: het is een zwak van Paulus dat hij geen nee kan zeggenzonder veel kracht vb: ze kan dat niet tillen, ze is nog erg zwak
We spreken van een zwakke beurs wanneer er bij weinig beurshandel - dus lage volumes - een tendens tot gestaag dalende koersen is. Een andere term voor zwak is flauw en zwak staat op de beurs tegenover vast.
[I] krachteloos; (verouderd) buigzaam, soepel [II] voorliefde, neiging
buigzaam, lenig, vlug (VD A 8) - Voorbeeld: ‘Hij zag de kloeke stap, de hoogheffende benen en de uitgegroeide gestalte, opgeschoten slank, zwak lijk een wisse’
krachteloos
Regelmatig. 
Marktstemming bij lagere koersen.
Marktstemming bij lagere koersen.
Bepaalde stemming op de beurs wanneer er sprake is van futloze handel.