de barak zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ba'rɑk ] Afbreekpatroon: ba·rak Verbuigingen: barakken (meerv.) eenvoudige ruimte waar mensen verblijven Voorbeelden: 'ziekenbarak' , 'slaapbarak' , 'vluchtelingen onderbrengen in barakken' Synoniemen: bijgebouw bouwkeet hangaar keet loods soldatenkamer veldhospitaal 
1) Bouwkeet 2) Rechter en legerleider 3) Gebouw voor quarantaine 4) Gebouw 5) Eenvoudig bouwwerk voor tijdelijk verblijf 6) Eenvoudig gebouw 7) Eenvoudig onderkomen zonder veel luxe 8) Eenvoudig verblijf 9) Gebouwtje 10) Eenvoudig bouwsel 11) Woonverblijf 12) Israëlische premier 13) Bijbelse naam 14) Bijgebouw 
Barak is een Hebreeuwse jongensnaam. Het betekent `bliksem`.
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Barak``] Hut tot verblijfplaats van troepen dienende, uit vlechtwerk en bekleedingsplanken zamengesteld en gewoonlijk van grooter omvang dan de gewone legerhutten
eenvoudig gebouw
houten hulpgebouw, bouwval (toon de herkomst via de etymologiebank)
houten gebouw voor tijdelijk gebruik vb: de school is in een barak gehuisvest
•tijdelijk onderkomen voor een groep soldaten of andere personen.
onderkomen voor soldaten; eenvoudig gebouw
Een barak is een (verplaatsbaar) houten gebouw. Barakken kunnen voor veel verschillende doelen worden gebruikt. Vaak worden er mensen in ondergebracht. Een verzameling barakken wordt een barakkenkamp genoemd. Bekende voorbeelden van barakkenkampen: [basiswoordenlijst groep 8]