barsten werkw. Uitspraak: [ ˈbɑrstə(n) ] Afbreekpatroon: bar·sten Vervoegingen: barstte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is gebarsten (volt.deelw.) een barst krijgen Voorbeeld: 'De spiegel is gebarsten.' Synoniem: scheuren Barst maar! (<wat je zegt als iemand vervelend tegen je is geweest en je niet meer verder met hem wilt praten&g...
1) Bersten 2) Bezwijken 3) Breken 4) In stukken breken 5) Kapotgaan 6) Klappen 7) Kloven 8) Knappen 9) Krakken 10) Losspringen 11) Ontspringen 12) Openbreken 13) Openspringen 14) Scheuren 15) Splijten 16) Springen 17) Sprongen 18) Stikken 19) Uiteenspringen 20) Verhippen 21) Verroesten 1) Bezwijken 2) Breken 3) Breuken 4) Bulken 5) Creperen 6) Kenen 7) Kloven 8) Knakken 9) Knappen 10) Kraken 11) Krakken 12) Losspringen 13) Openbreken 14) Openspringen 15) Scheuren 16) Splijten 17) Springen 18) Sprongen 19) Sterven 20) Uiteenspetten 21) Uiteenspringen 22) Verrekken 23) Wemelen 
breken, splijten (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [erga] heftig breken of uiteenspatten.
splijten
splijten
Scheuren of patronen van scheuren zonder dat iets volledig uit elkaar valt.