bedoelen werkw. Uitspraak: [ bəˈdulə(n) ] Afbreekpatroon: be·doe·len Vervoegingen: bedoelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bedoeld (volt.deelw.) 1) proberen iets of iemand aan te duiden of iets uit te leggen Voorbeeld: 'Wat bedoelt de dichter hiermee?' Je zal je zuster bedoelen. (<wat je zegt als je niet wilt doen w...
1) Aanduiden 2) Ambiëren 3) Aspireren 4) Beogen 5) Intenderen 6) Menen 7) Najagen 8) Nastreven 9) Op het oog hebben 10) Pogen 11) Streven 12) Viseren 13) Voorhebben 14) Willen 1) Ambiëren 2) Aspireren 3) Beogen 4) Intentioneren 5) Menen 6) Najagen 7) Nastreven 8) Pogen 9) Streven 10) Tenderen 11) Voorhebben 12) Willen 13) Intoneren 
met woorden aanduiden, zich ten doel stellen (toon de herkomst via de etymologiebank)
willen dat hij snapt waarover je het hebt vb: wat bedoel je precies?
•met een woord of toespeling iets of iemand aanduiden of proberen aan te duiden. •iets met een bepaald oogmerk doen.
zich ten doel stellen; aanduiden
zich ten doel stellen, aanduiden