bekomen werkw. Uitspraak: [ bə'komə(n) ] Afbreekpatroon: be·ko·men Vervoegingen: bekwam (verl.tijd ) 1) een positief of negatief gevolg ondervinden Vervoegingen: is bekomen (volt.deelw.) Voorbeelden: 'de drank is me niet goed bekomen' , 'nog niet zijn bekomen van de klap' van de schrik bekomen (over de schrik heen komen, verwerk...
1) Aanstaan 2) Beterschap krijgen 3) Bevallen 4) Bijkomen 5) Erlangen 6) Gewinnen 7) Herademen 8) Krijgen 9) Ontvangen 10) Uitrusten 11) Vallen 12) Verkrijgen 13) Verwerven 14) Weer tot zichzelf komen 15) Winnen 16) Zich herstellen 1) Bijgekomen 2) Erlangen 3) Herademen 4) Hersteld 5) Krijgen 6) Ontvangen 7) Opgeknapt 8) Verkrijgen 9) Verwerven 10) Worden 
een goede of slechte uitwerking hebben vb: hoe is het eten u bekomen?
uitwerking op iemand hebben; krijgen; zich herstellen
1.verwerven, krijgen (VD A 1) Voorbeeld: ‘Als moeder of Lieveke onverwachts bijkwamen, deed Fiel teken, dan zwegen ze gelijk vermoord en hun beloken wezen bekwam een ernstige uitdrukking’ 2.weer bijkomen, herleven, tot zichzelf komen (VD B 2) Voorbeeld: ‘Zoveel dagen reeds duurde dat geluk en nog waren zij niet bekomen uit hun weel...
Vlaams voor het Nederlandse woord ` krijgen`
Vlaams voor het Nederlandse woord ` verkrijgen`