de belhamel zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: bel·ha·mel Verbuigingen: belhamels (meerv.) Verbuigingen: belhameltje (verkleinwoord) 1) een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt Voorbeeld: 'In de weide stonden enkel belhamels.' 2) een scheldwoord dat vooral vroeger gebruikt werd v... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/belhamel
1) gecastreerde ram die met een belletje om de hals aan het hoofd van een kudde schapen gaat; hamel met een bel 2) leider van een troep oproerlingen of boosdoeners; aanvoerder 3) kind dat kwajongensstreken uithaalt; deugniet; kwajongen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/belhamel
Spreekwoorden: (1914) Belhamel. In eigenlijken zin is een belhamel een hamel (schaap1)), die met een belletje om den hals, aan het hoofd van de kudde gaat; bij overdracht en vergelijking: een aanvoerder bij een oproer, een haantje de voorste, een baldadige jongen; hd. Leit-, Bellhammel; eng. bellwether (ook in gunstigen z... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778