bewapenen werkw. Uitspraak: [ bəˈwapənə(n) ] Afbreekpatroon: be·wa·pe·nen Vervoegingen: bewapende (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bewapend (volt.deelw.) iemand of iets van wapens voorzien Voorbeelden: 'bewapend met pijl en boog' , 'zich bewapenen tegen een inval' zwaar bewapend (met veel wapens) Synoniemen: wapenen Intensiver... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bewapenen