de biefstuk zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbifstʏk ] Afbreekpatroon: bief·stuk Verbuigingen: biefstukken (meerv.) mals stuk vlees van de bil van een rund of paard Voorbeeld: 'gehakte biefstuk' biefstuk tartaar (fijngehakte biefstuk met ui, kruiden en specerijen) Synoniemen: bief steak Intensiveringen Hoe kun je met biefstuk een and...
1) Bilstuk van een slachtdier 2) Bovenbil van kalf 3) Bovenste deel van de bil van een rund 4) Deel van een rund 5) Dunne lap geroosterd vlees 6) Etenswaar 7) Gerecht 8) Geroosterd rundvlees 9) Lapje vlees 10) Licht gebraden rundvlees 11) Luxe vleessoort 12) Mager spiervlees 13) Mals en mager spiervlees 1) Entrecote 2) Kogel 3) Pepersteak 4) Ribeye 5) Steak 6) Tartaar 7) Tbonesteak 8) Tournedos 
lap vlees van de bovenbil (toon de herkomst via de etymologiebank)
stuk vlees van de bovenbil van een koe vb: biefstuk hoef je maar kort te bakken
•een lap rundsvlees, kalfsvlees of paardenvlees van de bovenbil.
lap vlees van de bovenbil
lap vlees van de bovenbil
Let op: Spelling van 1914 sur. Zie EUPHORBIA PULCHERRIMA.