binnenlopen werkw. Uitspraak: [ 'bɪnə(n)lopə(n) ] Afbreekpatroon: bin·nen·lo·pen Vervoegingen: liep binnen (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is binnengelopen (volt.deelw.) 1) in een ruimte naar binnen gaan Voorbeelden: 'Je kunt gerust eens bij ons binnenlopen.' , 'een kerk binnenlopen' , 'Het schip loopt de haven binnen.' ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/binnenlopen