de binocle zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ bi'nɔklə ] Afbreekpatroon: bi·no·cle Verbuigingen: binocles (meerv.) verrekijkertje voor in het theater ouderwets Voorbeeld: 'deftig operapubliek met binocle en waaier' Synoniem: toneelkijker Synoniemen: kijker verrekijker Gevonden op https://woorden.org/woord/binocle