de boel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ bul ] Verbuigingen: boelen (meerv.) 1) alles wat in huis is Voorbeeld: 'de boel kort en klein slaan' 2) rommelige dingen Voorbeeld: 'de boel opruimen' 3) toestand Voorbeeld: 'Het is hier een smerige boel.' de boel de boel laten (alles in de steek laten om iets a...
1) Aantal 2) Aanzienlijk 3) Ambras 4) Bedoening 5) Bende 6) Bubs 7) Bullen 8) Bups 9) Chaos of verwarring 10) Diverse zaken zonder orde 11) Drom 12) Frik 13) Groot aantal 14) Grote hoeveelheid 15) Grote hoop 16) Grote menigte 17) Handvol 18) Heel veel 19) Heel wat 20) Heleboel 21) Herrie 22) Hoeveelheid 1) Ambras 2) Bende 3) Boedel 4) Boetiek 5) Boutique 6) Bullen 7) Bups 8) Dingen 9) Drom 10) Drukte 11) Herrie 12) Hoop 13) Inboedel 14) Last 15) Massa 16) Menigte 17) Mikmak 18) Ordeloosheid 19) Overvloed 20) Rataplan 21) Reut 22) Reutemeteut 23) Roep 24) Rommel 25) Ruzie 26) Santenkraam 27) Schare 
inboedel, grote hoeveelheid (toon de herkomst via de etymologiebank)
•een verzameling van zaken. • [informeel] de gang van zaken. • [informeel] een grote hoeveelheid.
[I] geliefde [II] grote hoeveelheid, heleboel
grote hoeveelheid - Jaar van herkomst: 1785 (WNT winst )
[Soldatentaal, 1914] de boel inleveren: afgeven wat men van het Rijk in gebruik heeft.