boemelen werkw. Afbreekpatroon: boe·me·len Verbuigingen: boemelde Vervoegingen: geboemeld (volt.deelw.) 1) met de stoptrein ergens heen reizen Voorbeeld: 'Hij was deze keer eens naar Amsterdam geboemeld.' 2) met de stoptrein reizen Voorbeeld: 'Er was eindeloos geboemeld, maar uiteindelijk kwamen ze toch aan op de p... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/boemelen
1) traag rijden van een trein die bij elk tussenstation stopt 2) uitgaan en daarbij veel alcohol drinken, vooral door de kroegen af te lopen; aan de boemel gaan; aan de zwier gaan; de bloemetjes flink buitenzetten; doorzakken; kroeglopen; pimpelen; pintelieren Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/boemelen