Spreekwoorden: (1914) Bolleboos, d.i. een baas, iemand die uitmunt. Sommigen achten dit woord van Hebreeuwschen oorsprong: ba'al habbajit, uitgesproken b[o bakje][o bakje]l-h[a bakje]-b[o bakje]jis, heer des huizes. Anderen denken aan eene vervorming van bollebuis, poffertje, goede dikke persoon. Voor den bet. overgang zi... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778