de bonje zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ˈbɔɲə ] Afbreekpatroon: bon·je ruzie Voorbeelden: 'bonje hebben met iemand' , 'Ze dronken te veel en toen was er al snel bonje in de tent.' Synoniemen: : heibel, mot (2) Synoniemen: conflict heibel ruzie stront Gevonden op https://woorden.org/woord/bonje
toestand van kwaad zijn op elkaar vb: mijn ouders hebben weer bonje Synoniemen: ruzie conflict onenigheid geschil ongenoegen onvrede wrijving stront twist Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/