de brouwer zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: brouwers Verbuigingen: brouwertje een handelaar die een brouwerij bezit waar bier gemaakt wordt om te verhandelen Synoniemen: bierbrouwer 
1) Astronoom 2) Arbeider in een brouwerij 3) Nederlandse wiskundige 4) Gouverneur-generaal Nederlandse geschiedenis 5) Oud-fractieleider van de cpn 6) Friese dichter 7) Nederlandse politieke figuur 8) Friese auteur 9) Nederlandse ontdekkingsreiziger 10) Nederlandse astronoom 11) Wiskundige 12) Beroep 
brouwer iemand, die bier brouwt. Andere benamingen Bierbrouwer Oude benamingen: Cammer Coctor Browwer Brouer Brieder Praxator
iem. die beroepsmatig bier brouwt
iem. die beroepsmatig bier brouwt (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [beroep] een handelaar die een brouwerij bezit waar bier gemaakt wordt om te verhandelen.
(Surinaams-Nederlands) hoge hoed (naar de hoge schoorsteen van plantage Brouwerslust)
Zij die zich beroepsmatig bezighouden met het brouwen van bier en andere gegiste moutdranken