bubbelen werkw. Uitspraak: [ 'bʏbələ(n) ] Afbreekpatroon: bub·be·len Vervoegingen: bubbelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebubbeld (volt.deelw.) bubbels maken Voorbeeld: 'Hier en daar bubbelde het moeraswater.' 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bubbelen