bulderen werkw. Uitspraak: [ ˈbʏldərə(n) ] Afbreekpatroon: bul·de·ren Vervoegingen: bulderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebulderd (volt.deelw.) luid dreunend geluid maken Voorbeelden: 'De wind buldert.' , 'vliegtuigen met bulderende motoren' , 'met bulderende stem' , 'bulderen van het lachen' Synoniemen: blaffen brullen d...
1) Balderen 2) Blaffen 3) Brullen 4) Daveren 5) Dreunen 6) Een dreunend geluid geven 7) Fulmineren 8) Geluid van de wind 9) Geluid van de zee 10) Geluid van een stormwind 11) Geluid van storm 12) Hard schreeuwen 13) Loeien 14) Luidruchtig lachen 15) Op luidruchtige manier spreken 16) Razen 17) Schreeuwen 
donderen, luid schreeuwen (toon de herkomst via de etymologiebank)
hard rommelend of dreunend geluid maken vb: de storm bulderde om het huis
•"(onovergankelijk)" een dreunend geluid maken. •"(onovergankelijk)" op ruwe en luide manier spreken.
dreunend geluid geven