I a de Canadees zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ kɑna'des ] Afbreekpatroon: Ca·na·dees Verbuigingen: Canadezen (meerv.) I b de Cana - dese zelfst.naamw. Uitspraak: [ kɑna' - desə ] Afbreekpatroon: Ca·na·dees Verbuigingen: Canadesen (meerv.) iemand met de Canadese nationaliteit II Canadees bijv.naamw. Uitspraak: [ kɑna'des ] Afbreekpa... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/Canadees
1) van Canada; uit Canada; in Canada 2) iemand met de Canadese nationaliteit; iemand die behoort tot het Canadese volk; iemand die afkomstig is uit Canada; inwoner van Canada Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/Canadees