
het dakwerk; de daken van een gebouw, van de huizen, een geheel van daken (WNT) - Voorbeeld: ‘
Daarachter zagen zij de hoge daking van veel gebouwen en een torentje opsteken’ - Voorbeeld: ‘
Maar onbedacht waren we een van die kleine dorpjes genaderd (...): een klompje huizen net in hunne witheid en boenend rode daking, rond een stomp...Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.