danken werkw. Uitspraak: [ ˈdɑŋkə(n) ] Afbreekpatroon: dan·ken Vervoegingen: dankte (verl.tijd ) Vervoegingen: heeft gedankt (volt.deelw.) 1) laten merken dat je het fijn vindt dat iemand iets goeds voor je gedaan heeft Voorbeeld: 'Ik dank je voor de cadeaus.' Synoniem: bedanken 2) bidden na het eten Voorbeeld: ...
1) Bedanken 2) Bedankje 3) Bidden 4) Dankbaarheid 5) Dankbetuigen 6) Dankzeggen 7) Een gebed doen 8) Erkentelijk zijn 9) Erkentelijkheid 10) Erkentelijkheid betuigen 11) Erkentenis tonen 12) Gebed doen 13) Loven 14) Onder dankzegging afslaan 15) Verschuldigd zijn 16) Wijten 1) Bidden 2) Dankbaarheid 3) Dankbetuigen 4) Dankzeggen 5) Erkentelijkheid 6) Wijten 
dank betuigen (toon de herkomst via de etymologiebank)
zeggen dat je er blij mee bent vb: ik dank iedereen voor de aandacht
•erkentelijkheid aan iemand betonen. •bedanken
dank betuigen
dank betuigen