dateren werkw. Uitspraak: [ daˈterə(n) ] Afbreekpatroon: da·te·ren Vervoegingen: dateerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedateerd (volt.deelw.) een datum zetten bij of op (iets) Voorbeeld: 'een verslag dateren' Synoniemen: dagtekenen teruggaan teruggrijpen Gevonden op https://woorden.org/woord/dateren
Let op: Spelling van 1858 den dag opgeven, het jaartal en den dag der maand benevens de plaats vermelden. Dato, op den gezegden dag Gevonden op https://dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/
er een datum op zetten vb: hij dateerde zijn verslag niet uit een bepaalde tijd stammen vb: dat boek dateert uit de vorige eeuw Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
• [ov] de datum van ontstaan bepalen • [inerg] uit een bepaalde tijd stammen • [ov] een datum ergens aan hechten. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/dateren
Het vaststellen of het vastleggen van de datum waarop iets ontstond of plaatsvond of waarop iets werd gefabriceerd of gecomponeerd Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11605