de dief zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ dif ] Verbuigingen: dieven (meerv.) de dievegge zelfst.naamw. Uitspraak: [ diˈvɛxə ] Verbuigingen: dieveggen, dievegges (meerv.) iemand die steelt Synoniemen: bandiet binnendringer geveltoerist inbreker ladelichter marter rover Spreekwoorden en zegswijzen • komen als een d...
1) Afzetter 2) Bandiet 3) Bedrieger 4) Binnendringer 5) Boef 6) Boosdoener 7) Computerkraker 8) Crimineel 9) Deel van een kaarsenpit 10) Delinquent 11) Gannef 12) Gapper 13) Geveltoerist 14) Gieler 15) Grijpgraag 16) Hij die steelt 17) Iemand die de spullen meeneemt zonder te betalen 18) Iemand die mensen besteelt 1) Bandiet 2) Bedrieger 3) Binnendringer 4) Boef 5) Boosdoener 6) Dievegge 7) Gapper 8) Geveltoerist 9) Hotelrat 10) Inbreker 11) Indringer 12) Insluiper 13) Jatmoos 14) Jatmous 15) Jatter 16) Kleptomaan 17) Kraker 18) Ladelichter 19) Ladrone 20) Marwieger 21) Misdadiger 22) Oplichter 23) Piraat 24) Plofkraker 
iemand die steelt (toon de herkomst via de etymologiebank)
wie steelt vb: een dief heeft de televisie gestolen
•iemand (persoon of dier) die iets stelen
iemand die steelt
iem. die steelt
[Bargoens, boeventaal] verkorting van hartedief. Jonge, wat een mooie dief (mooie vrouw) is dat.