I a de doctorandus zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ dɔktɔˈrɑndʏs ] Afbreekpatroon: doc·to·ran·dus Verbuigingen: -sen, -randi (meerv.) I b de doctoranda zelfst.naamw. Uitspraak: [ dɔktɔˈrɑnda ] Afbreekpatroon: doc·to·ran·dus Verbuigingen: -'s, -randae (meerv.) titel van iemand die zijn universitaire studie heeft afgemaakt Synon...
1) Academische graad 2) Academische titel 3) Afgestudeerde 4) Drs 5) Titel 6) Universitair geschoolde 1) Drs 
In Vlaanderen gebruikt om iemand aan te duiden die een academisch proefschrift maakt.
afgestudeerde aan een Nederlandse of promovendus aan een Belgische universiteit (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die geslaagd is voor doctoraal examen
iem. die geslaagd is voor doctoraalexamen
(drs.) doctorandus