door lopen (= terden, treden) stukmaken, verslijten - Voorbeeld: ‘Hij haalde zijn kloefen er uit en stak de oude, doortordene nagelvoze schoenbrokken bij de kater (in een zak) en gooide de kluts over de schouder’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php