I elf zelfst.naamw. Uitspraak: [ ɛlf ] Verbuigingen: elfen (meerv.) kleine meisjesfiguur met vleugels uit sprookjes Voorbeeld: 'een verhaal vol heksen, feeën, elfjes en kabouters' II elf telwoord Uitspraak: [ ɛlf ] het getal 11 Voorbeelden: 'de elfde van de elfde (11 november)' , 'de 11e van de 11e (11 november)' de Raad van Elf ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/elf