eerste rangtelwoord Uitspraak: [ ˈerstə ] Afbreekpatroon: eer·ste <in een volgorde> nummer 1 Voorbeelden: 'de eerste klas van de basisschool' , 'De Eerste Kamer en de Tweede Kamer vormen in Nederland samen het Parlement.' Antoniem: laatste de eerste de beste (zomaar iemand) eerste hulp (spoedeisende medische hulp) Synoniemen: aanvo...
1) Aan de kop 2) Aan de kop staan 3) Aanvoerend 4) Alfa 5) Beginner 6) Belangrijkste 7) Begin 8) Dag van de maand 9) De voorste zijn 10) Dichtstbijzijnde 11) Het meest vooraan 12) Kampioen 13) Kampioenenelftal 14) Koploper 15) Leidend 16) Nummer een 17) Premier 18) Prima 19) Primaat 20) Rangschikkend telwoord 1) Aanvoerend 2) Aanzienlijkste 3) Aart 4) Alfa 5) Belangrijkste 6) Beste 7) Fijnste 8) Goud 9) Leidend 10) Openings 11) Opperste 12) Prima 13) Primair 14) Primus 15) Princeps 16) Prior 17) Proto 18) Prototype 19) Vooraf 20) Voorafbeelding 21) Voornaamste 22) Voorste 23) Winnaar 
wie of wat als nummer één komt vb: hij speelt in het eerste elftal
•nummer één in een rij. (+audio)
rangtelwoord: vóór ieder ander