I ergeren werkw. Uitspraak: [ ˈɛrxərə(n) ] Afbreekpatroon: er·ge·ren Vervoegingen: ergerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geërgerd (volt.deelw.) vervelende gevoelens veroorzaken Voorbeelden: 'iemand ergeren' , 'Je gedrag ergert mij mateloos.' Synoniem: irriteren II zich ergeren reflexief werkw. Uitspraak: [ ˈɛrxərə(n) ] ...
1) Aanstoot geven 2) Aanstoot nemen 3) Bedroeven 4) Embêteren 5) Geprikkeld worden 6) Grieven 7) Het aanstoot nemen 8) Hinderen 9) Irriteren 10) Kastijden 11) Kwetsen 12) Ongeduldig maken 13) Ontstemmen 14) Ontstichten 15) Prikkelen 16) Storen 17) Tegenstaan 18) Verbitteren 19) Vermoeien 20) Vernederen 1) Aanstootnemen 2) Agiteren 3) Bedroeven 4) Embeteren 5) Hinderen 6) Irriteren 7) Kastijden 8) Kwetsen 9) Ontstemmen 10) Ontstichten 11) Prikkelen 12) Tegenstaan 13) Vermoeien 14) Vernederen 15) Verontwaardigen 16) Vervelen 17) Vexeren 
aanstoot geven of nemen (toon de herkomst via de etymologiebank)
iets doen wat hij vervelend vindt vb: ik erger hem met die muziek
• [ov] gevoelens van onvrede veroorzaken. • [refl] "zich ~ aan" gevoelens van onvrede ervaren • tweede betekenisomschrijving •:"Zin met het 'paginawoord' in de tweede betekenis erin." • enz.
aanstoot geven of nemen
aanstoot geven of nemen