irriteren werkw. Uitspraak: [ ɪriˈterə(n) ] Afbreekpatroon: ir·ri·te·ren Vervoegingen: irriteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïrriteerd (volt.deelw.) 1) vervelende gevoelens oproepen bij iemand Voorbeelden: 'Roken in een restaurant irriteert me geweldig!' , 'Het irriteert me als iemand zegt 'ik irriteer me aan i... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/irriteren