fietsen werkw. Uitspraak: [ 'fitsə(n) ] Afbreekpatroon: fiet·sen Vervoegingen: fietste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefietst (volt.deelw.) rijden op een fiets Voorbeeld: 'Van huis naar school is een kwartiertje fietsen.' Ach wat, ga toch fietsen man! (ga toch weg!) Zie ook: fiets Synoniemen: karren presteren rijden Spreekwoord... Gevonden op https://woorden.org/woord/fietsen
1) Lichaamsbeweging 2) Manier van reizen 3) Buitenactiviteit 4) Wielrijden 5) Wijze van verplaatsen 6) Karren 7) Voortbewegen per fiets 8) Wijze van vervoer 9) Lichaamsoefening 10) Pedaleren 11) Trappen 12) Sport 13) Rijden 14) Rijden op de fiets 15) Peddelen 16) Tak van sport 17) Bewegen op een rijwiel of hometrainer Gevonden op https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Fietsen/1