fineren werkw. Afbreekpatroon: fi·ne·ren Verbuigingen: fineerde Vervoegingen: gefineerd (volt.deelw.) 1) met fineer bekleden 2) zuiveren . 2 definities
1) Aanbrengen van edel houtsoort op ander 2) Aanbrengen van edele houtsoort op hout van (meest) mindere kwaliteit 3) Aanbrengen van een dunne laag van een edele houtsoort op een ondergrond van gewoon hout 4) Harden 5) Hout bewerken 6) Hout in dunne laagjes lijmen 7) Houtbewerken 8) Met dun hout beleggen 1) Fourneren 
met fineer beleggen (toon de herkomst via de etymologiebank)
(verouderd) geld bijeenbrengen
uitdenken, verzinnen, vernuftig, slim - - Voorbeeld: ‘Al de bijzonderheden had Maantje goed gefineerd en belegd’
met fineer beleggen